In een armoedig dorp in China woonden vele jaren geleden een
boer met zijn zoon. Behalve een lapje grond en een rieten huisje
bezat de boer in materieel opzicht slechts een paard dat hij van
zijn vader had geërfd. Op een goede dag liep het paard weg en had
de man geen dier meer om mee te werken op het land.

 

 

Zijn buren ( bij wie hij hoog aangeschreven stond om zijn vlijt en
eerlijkheid) kwamen hem troosten vanwege de ramp die hem
getroffen had. Hij bedankte hen voor hun komst maar vroeg
vervolgens:

“Hoezo is dit een ramp voor mij, zoiets kun je toch niet
weten?”

Iemand mompelde zachtjes tegen een vriend:
“Hij wil de realiteit niet onder ogen zien, maar goed, laat hem maar
denken wat hij wil denken als hij er maar niet verdrietig van wordt.”

De buren deden net of ze het eens waren met wat de boer had gezegd
en vertrokken. Een week later keerde het paard terug naar zijn stal
maar niet alleen; het werd vergezeld door een mooie merrie.

De dorpelingen waren blij. Nu pas begrepen ze waarom hij zo gereageerd
had! Ze togen opnieuw naar het huis van de boer om hem te feliciteren
met de zegenrijke afloop. “Eerst had je maar één paard en nu heb je er
twee. Proficiat!” zeiden ze. “Leuk dat jullie gekomen zijn en fijn dat jullie
zo solidair met me zijn” antwoordde de boer. “Maar hoezo is dit een
zegenrijke afloop zoiets kun je toch niet weten?”

De buren waren verbijsterd en meenden dat de man gek aan het worden
was! Onderweg naar huis zeiden ze tegen elkaar: “Het is toch een geschenk
Gods. Dat hij dat niet inziet!”

Er ging een maand voorbij en de zoon besloot de merrie te gaan africhten.
Op een gegeven ogenblik begon het dier te bokken. De jongen tuimelde eraf,
maakte een slechte landing en brak zijn been. De buren gingen weer bij de
boer langs met cadeautjes voor de gewonde knaap. De burgemeester van
het dorp condoleerde de vader en zei dat ze met hem te doen hadden
vanwege het onheil dat hem was overkomen.

De vader bedankte hen voor hun bezoek en hun medeleven, maar merkte
vervolgens op: “Hoezo onheil zoiets kun je toch niet weten?”

De buren begrepen er niets van, want ze waren het er stuk voor stuk over
eens dat het een ramp was als je kind een ongeluk kreeg. Toen ze buiten
stonden zeiden ze tegen elkaar: “Hij is echt gek geworden! Hij heeft maar één
kind en dat is nu misschien voor altijd mank en dan nog waagt hij het te
betwijfelen of het wel een ramp is.”

Een paar weken later verklaarde Japan China de oorlog. De keizer zond
boodschappers door het land om jongens te werven voor het front.
Alle jongens uit het dorp moesten het leger in, uitgezonderd de zoon van de
boer, die immers een gebroken been had. Geen van de jongens kwam levend
terug.

De zoon van de boer herstelde en de merrie wierp veulens die verkocht werden
en een aardige cent opleverden. De boer ging bij zijn buren langs om hen te
troosten en te helpen, ze hadden zich immers ook altijd solidair getoond met hem.

Wanneer één van hen zich beklaagde zei de boer: “Hoezo is het een ramp?
Zoiets weet je toch niet?”

Als iemand heel erg blij over iets was: “Hoezo is het een zegen? Zoiets weet je
toch niet?”

En de mensen uit het dorp begrepen dat het leven niet altijd is wat het
op het eerste gezicht lijkt.

 

 

Leave Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

clear formSubmit